Het derde tijdelijke contract met uw werknemer van 25 jaar loopt bijna af. U wilt hem liever niet kwijt, maar u durft het eigenlijk nog niet aan om hem in deze economisch onzekere tijd een contract voor onbepaalde tijd aan te bieden. Het liefst zou u hem nog een keer een jaarcontract aanbieden. U twijfelt echter of dit mag.
De hoofdregel van artikel 7:668a BW is dat u uw werknemer slechts drie tijdelijke contracten mag aanbieden. Het vierde contract wordt automatisch een contract voor onbepaalde tijd. Ook als uw werknemer via tijdelijke contracten, met tussenpozen van minder dan drie maanden, meer dan drie jaar bij u werkt ontstaat vanzelf een contract voor onbepaalde tijd na drie jaar. Omdat door de economische crisis werkgevers het vaak niet aandurven om werknemers een vast contract te geven en hierdoor vooral jongeren na drie tijdelijke contracten weer op straat staan heeft de wetgever onlangs een uitzondering op de hoofdregel van artikel 7:668a BW gemaakt. Werknemers tot 27 jaar mag u voortaan vier keer een contract voor bepaalde tijd aanbieden, in plaats van drie keer. Ook mogen zij voortaan 4 jaar in dienst zijn met een tijdelijk contract in plaats van 3 jaar.
(gepubliceerd in de Stedendriehoek in september 2010)